De bepalingen inzake onrechtmatige bedingen die vervat liggen in de Wet Marktpraktijken beschermen de consument tegen bedingen die de onderneming te zeer bevoordelen. Deze bepalingen vertonen in de praktijk een groot belang. Vooreerst spelen deze bepalingen een primordiale rol bij het opstellen van algemene voorwaarden. Daarnaast blijkt uit de rechtspraak dat deze regelen nog regelmatig met de voeten worden getreden.
In dit boek wordt vooreerst aandacht besteed aan het toepassingsgebied van deze regelen betreffende onrechtmatige bedingen. Meer concreet wordt stilgestaan bij enkele centrale begrippen, zoals de begrippen “onderneming” en “consument” (art. 2 WMPC). Vervolgens komt de algemene toetsingsnorm - die bedingen verbiedt die in het nadeel van de consument een kennelijk onevenwicht tussen de rechten en plichten van de partijen creëren - aan bod (artt. 2.28° en 73 WMPC). Daarna volgt een zeer gedetailleerde bespreking van alle verbodsbepalingen uit de zogenaamdezwarte lijst (art. 74 WMPC), die een opsomming bevat van bedingen onder alle omstandigheden verboden zijn. Tot slot wordt aandacht besteed aan de sanctie (art. 75 WMPC), met name de nietigheid van het beding, alsook aan de Commissie Onrechtmatige Bedingen (artt. 77-78).
De artikelsgewijze bespreking van de verschillende bepalingen geschiedt aan de hand van de rechtspraak en rechtsleer. Zowel de Belgische rechtspraak als de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie komen daarbij uitgebreid aan bod.